Nieuwsartikel

naar nieuwsoverzicht
portretfoto van Ton Gorgels

Hoe bouw je een organisatie die harten veilig houdt? Interview met professor Ton Gorgels

Wie is de persoon die, naast Petra Schuffelen, achter Taskforce QRS zit? Waar houdt hij zich zoal mee bezig op de universiteit? En belangrijker nog, wat zou hij zeggen als Mark Rutte bij ons aan tafel zou aanschuiven? Wil je het antwoord op deze vragen, dan is dit interview met Professor Ton Gorgels wat voor jou. Hij heeft de tijd genomen om een en ander te delen over zichzelf en over zijn werk binnen Taskforce QRS.

Meneer Gorgels, kunt u wat algemeens vertellen over uzelf? Wat is uw rol binnen de universiteit?
Ik ben nu 66, en ben in maart vorig jaar met pensioen gegaan. Maar ik ben dus toch doorgegaan, wat ik graag ook wilde, in een ZBC, een zelfstandig behandelcentrum. Dat is de Reinaert kliniek in Maastricht. Die ligt in het oude Annadal waar vroeger het stadsziekenhuis lag en later het academisch ziekenhuis, waar ik dus de eerste 14 jaar van mijn cardiologische carrière doorbracht. Dus ik zit nou weer op dezelfde plaats als waar ik ben begonnen.

Dus u bent weer een beetje terug bij uw roots. Wat is uw rol binnen de ZBC?
Daar draai ik de polikliniek. Ik zie veel patiënten die voor de snijdende specialismen worden voorbereid, en voer de perioperatieve begeleiding uit.

U bent 66 jaar oud, u heeft veel gedaan. Zou u niet uw rust willen nemen?
Nee. Daar is het vak veel te leuk voor. Het is eigenlijk een hobby voor me. Ik wil wel op termijn de gulden middenweg zoeken, want het is een ongelofelijk arbeidsintensieve carrière geweest. Als hoogleraar heb je niet alleen maar zorgtaken, maar doe je ook onderzoek en onderwijs. En die combinatie vraagt nogal wat. Ik heb bovendien nog een aantal promovendi in de pijplijn waarmee ik bezig ben. En ik vind het ook belangrijk om de activiteiten van Taskforce QRS Maastricht helemaal goed te krijgen.

Cardiologie is dus te leuk om mee te stoppen. Wat vindt u dan zo leuk aan het pad van de cardioloog?Een standaard getekend hartfilmpje tegen een roze achtergrond
Dat heeft verschillende aspecten. In de eerste plaats heb je heel veel patiëntencontact, en dat vind ik leuk. Het is een technisch vak met heel veel mogelijkheden. En het heeft ook veel psychosociale aspecten. Dus de cardiologie biedt een heel scala aan aspecten die je als dokter eigenlijk wil in je werk, maar toch op een vrij beperkt gebied, waardoor je je daar beter in kunt verdiepen.

Net vertelde u dat u de activiteiten van Taskforce QRS helemaal goed wil krijgen. Wat bedoelt u daar precies mee?
Taskforce QRS Maastricht is eigenlijk ontstaan als een impuls van Petra Schuffelen, en dat heeft zich ontwikkeld tot een grote organisatie van vele studenten. Wij voelen de behoefte om deze organisatie een beetje te formaliseren. Dat is nu gaande. Een tijdje geleden zijn we bijvoorbeeld een stichting geworden en er is een stichtingsbestuur gekomen van de stichting Taskforce QRS Maastricht. Ik ben toezichthouder van die stichting, waardoor ik dus iets meer uit het primaire proces ben. Zo houd ik toezicht op een proces dat Petra Schuffelen en ik 10 jaar geleden hebben opgestart.

We vinden het nu leuk om de studenten de mogelijkheid te geven om dit proces zelf op te pakken in de vorm van een stichting en zichzelf daarin te ontplooien. En dat doen we ook, zodat de continuïteit van de toekomst gewaarborgd is, want ik kan dit ook niet altijd blijven doen.

U heeft het net over Petra Schuffelen, waarmee u Taskforce QRS heeft opgericht. Hoe komt dat eigenlijk. Hoe komt u op het idee om in samenwerking met haar zoiets op te richten?
Goede vraag. Het begon toen ik werkzaam was als cardioloog, al meer dan 20 jaar geleden, onder leiding van professor Wellens – dit was de toenmalige voorzitter van de vakgroep cardiologie. Professor Wellens was geïnteresseerd in plotselinge hartstilstand buiten het ziekenhuis. We zijn daarom begonnen met een register te maken. We registreerden hoe vaak hartstilstand voorkwam en wat de oorzaken zijn. Ook hebben we de overleving bijgehouden. In het begin van de jaren 90 is uit ons werk een proefschrift voortgekomen. Dat was de eerste stap.

We hebben toen met professor Wellens, die met pensioen ging in 2001, de stichting Een Kloppend Hart voor Limburg (Kloppend Hart) opgericht. We hadden het idee om AED’s, de defibrillatoren die toen net geïntroduceerd waren, in het publieke domein te gaan plaatsen. Dit, zodat de overleving van hartstilstand beter werd, doordat leken nu in staat werden zelf de levensreddende shock te geven.

In 2004 kwam Petra Schuffelen bij ons. Die had een andere insteek, welke bestond uit een aantal principes. Haar eerste principe was: alle Nederlanders moeten leren reanimeren en de beste plaats om dat te leren is het voortgezet onderwijs, want daar heb je de leerlingen van 14, 15 jaar, die fysiek in staat zijn om het proces op te pakken. Dat sprak ons erg aan. Toen ben ik dus met Petra Schuffelen in zee gegaan.

Het tweede principe van Petra was dat geneeskundestudenten de beste personen zijn om reanimatie-instructies te geven, omdat het leeftijdsverschil tussen geneeskundestudenten en middelbare scholieren zo klein is. Voor middelbare scholieren komt een reanimatie-instructie dan acceptabeler over, omdat ze kunnen opkijken naar de juiste generatie studenten. Het gebruiken van studenten geneeskunde als instructeurs had ook een secundair motief, en daar had ze gelijk in: artsen kunnen niet zo goed reanimeren. Zij wou veel meer het accent op reanimatie in het medisch curriculum.

bovenaanzicht van het midden van een cirkel mensen, die hun handen op elkaar leggen als symbool van samenwerkingHet derde uitgangspunt was dat reanimatiekennis en -kunde eigenlijk iets is van de gemeenschap. Dat gaat buiten de scholen en universiteiten om. Dat moet je uitdragen naar de maatschappij. Dat idee heeft ze uitgegeven aan vele besturen, zodat die reanimatieonderwijs gaan geven. Ze heeft dit geconcretiseerd in de vorm van een reanimatie-estafette, waar we ieder jaar in een andere stad in Limburg een dag reanimeren. Dat doen we niet alleen met de scholieren, maar ook met andere mensen uit de maatschappij die we daarbij kunnen betrekken. Zo krijgt het reanimatieonderwijs media-aandacht.

Dat waren haar drie uitgangspunten, en met veel enthousiasme hebben we dat samen opgepakt.

Ik ben natuurlijk heel erg blij dat de studenten van Taskforce QRS Maastricht dit zo hebben opgepakt en dat we zo veel talenten en energie hebben teruggevonden in hen. Zij konden dit uitbouwen en doorzetten.

U bent dus eigenlijk de grondlegger van het wetenschappelijke achter Taskforce QRS, samen met uw promovendi, en Petra Schuffelen kwam met het onderwijsaspect en het maatschappelijke aspect.

Was het altijd koek en ei tussen u en Petra Schuffelen, of botste het ook wel eens?
Nee, dat botste niet. Natuurlijk waren er wel eens meningsverschillen, maar zij is enorm gedreven en heeft een groot talent om mensen aan zich te binden en bij mensen over de vloer te komen. En ze is daar eigenlijk 24 uur per dag mee bezig, daar heb ik een enorm respect voor. Dus dat is eigenlijk altijd heel erg goed gegaan. Petra Schuffelen is iemand die het geven van onderwijs hoog in het vaandel heeft. Wat minder kijkt ze naar organisatie, maar dat heeft zich geleidelijk aan ontwikkeld.

Het begon met jullie twee. Maar hoe hebben jullie je eigen idee vertaald naar een organisatie van studenten? Hoe pak je zoiets aan?
Dat is eigenlijk min of meer geleidelijk aan gegroeid. We hebben fondsen geworven via allerlei instellingen, instanties, bedrijven en overheden. Daardoor konden we het eerste programma draaien: Heartbeat Survival Programme. Dankzij de fondsen konden we een persoon inhuren die al het rekruteerwerk en roosteren deed van scholen. Daar heeft zich geleidelijk aan een organisatie omheen ontwikkeld. Er heeft zich een bestuurtje gevormd en er zijn daarna een aantal besturen geweest. Toen is er nog een keuzeblok reanimatiegeneeskunde uit gevloeid, welke de studenten zelf organiseren. Hiervan heeft de 6e editie recent plaatsgevonden. Zo heeft zich een aanvankelijk informele organisatie gevormd, die zich door de inzet van de studenten steeds verder ontwikkeld heeft.

Welke activiteiten binnen Taskforce QRS verricht u nu?
Het leggen van contacten naar buiten toe, met name met betrekking tot financiering, middelen zoeken om de continuïteit te handhaven, dat is het eerste. Verder hou ik me bezig met de ontwikkeling van ideeën en de wetenschap erachter. Zo hebben we een kenniscentrum opgezet, waarbij we dus alle activiteiten binnen de instelling op het gebied van reanimatie onder een koepel proberen te brengen. Ik functioneer bovendien in de hoedanigheid van programmaleider samen met Petra Schuffelen.

We studeren doorgaans geneeskunde om patiëntenzorg te leveren. Hebt u wel eens het gevoel dat u uw tijd liever aan patiëntenzorg zou besteden?
Als ik zie dat de overleving van hartstilstand stijgt in de regio, dan denk ik dat wij daar toch een beetje een rol in hebben kunnen spelen. Dan ben ik ook met de patiëntenzorg bezig.

Hebt u wel eens buiten het ziekenhuis een reanimatie meegemaakt?
Nee, ik ben als SMS-vrijwilliger wel eens opgeroepen, maar als ik dan aankwam was de boel al onder controle. Ik heb dus nooit thuis of ergens anders buiten het ziekenhuis hoeven reanimeren (* klopt af). Petra Schuffelen is wel een aantal malen actief geweest.

In uw afscheidscollege van het FHML op YouTube vertelt u over de ontwikkelingen binnen de cardiologie. Kunt u vertellen hoe de reanimatiegeneeskunde zich heeft ontwikkeld sinds uw afstuderen tot nu?
De belangrijkste ontwikkeling is de veel grotere aandacht voor het probleem circulatiestilstand, zodat mensen het sneller herkennen en sneller starten met reanimeren. Dat is de belangrijkste ontwikkeling, want alles wat na de reanimatie gebeurt is secundair. We hebben bijvoorbeeld hypothermie gekregen en acute dottering in het ziekenhuis gekregen, en dat zijn fantastische ontwikkelingen, waardoor de overleving is toegenomen. Maar als de getuige niet begint met reanimeren, dan kun je het vergeten.

Een andere hele belangrijke, geweldige stap voorwaarts was de verandering in de compressie-ademhalingsfrequentie. Eerst was het 15/2, nu is het 30/2.

Wat voor ontwikkelingen binnen het reanimatieonderwijs verwacht u binnen de komende 10 jaar?
Ik hoop dat reanimatieonderwijs structureel wordt, dat is mijn grootste wens. Dat alle leerlingen op school een reanimatiecertificaat hebben als ze ervandaan komen. En dat ze zich daarna aanmelden in het HartslagNu project als SMS-vrijwilliger. Dat zou ik de meest fantastische ontwikkeling vinden op dat gebied.

Het overlevingspercentage is in de afgelopen jaren gestegen van 10% naar 25%. Wat kunnen we met betrekking  tot dat percentage verwachten?
Ik denk dat we binnen de komende 10 jaar 35% moeten kunnen halen. Het zal nooit 100% worden, maar het kan stukken beter.

Ik hoor u wel eens vaker zeggen, en dat vind ik een hele opvallende opmerking, dat de overheid zich meer moet mengen in reanimatieonderwijs. Peter van Dijk en Fred Reinders waren bij het introductiecollege reanimatiegeneeskunde, en daaruit haal ik juist dat Hart voor Limburg een initiatief is van de overheid en dat die dus wel een grote rol speelt.
Ja, dat klopt, maar Hart voor Limburg is een vrijwilligersinitiatief. De overheid kan wel kiezen voor leuke projecten te financieren, maar ze zijn wettelijk niet verplicht om die zelf uit te voeren. Ze kiezen er vrijblijvend voor. Ze geven geld voor projecten. Als het geld op is, dan is het klaar. De overheid wil dus nog geen structurele financier worden.

Dus het is niet structureel?
Precies, er is geen wet, er is geen regel die stelt dat de overheid de probleemeigenaar is. En dat is iets wat enorm wringt. Want ik denk dat er dus twee probleemeigenaren zijn. De eerste is de overheid. Daarmee doel ik op de GGD ’s. De GGD organiseert het hele ambulancegebeuren, maar voor alles wat daarvoor gebeurt doen ze niks. En de tweede probleemeigenaar is de zorgverzekeraar.

Hoezo is de zorgverzekeraar een probleemeigenaar?
Wanneer begint de zorgverzekeraar te betalen? Op het moment dat de meldkamercentralist op een knopje drukt om een ambulance te halen. Dan begint die te betalen. Het hele traject daarvóór, dus dat de burgers worden opgeleid, de straat op gaan, beginnen te reanimeren, wordt niet vergoed. Hetzelfde geldt voor hun AED opzetten, waar hoge kosten liggen in de aanschaf en de onderhoud. Daarin zijn ze niet thuis. Een AED met de klep open en de elektrodeplakkers ernaast

De AED’s die hier nu staan, die we nu voor ons zien, die zijn dus op eigen initiatief neergezet? Zelfs op openbare plaatsen?
Ja, dat is allemaal particulier initiatief van instellingen en bedrijven. Kijk, een voetbalclub hoeft geen AED te kopen, dat staat nergens. Ze doen het maar, omdat anders een hartstilstand gebeurt en er gezegd wordt jongens, waarom hebben jullie geen AED. Maar ze zijn er niet toe verplicht.

Stel, Mark Rutte zou bij ons aan tafel schuiven en u zou één wetsvoorstel kunnen doen. Wat zou dat zijn.
Dan zou ik zeggen: maak de reanimatieaanpak door de burgers, de ontwikkeling en het onderhoud daarvan structureel. Maak dat een overheidstaak. De aanpak van plotselinge hartstilstand buiten het ziekenhuis, maak daar een structurele voorziening van. Ik formuleer het vrij algemeen. Maar dit betekent dus: reanimatieonderwijs op school en zorgen voor AED voorzieningen in de community.

Als wij samen hier door het gebouw gaan lopen, vinden we om de 10 meter een brandblusser. Maar een AED vind je gewoon niet. Ze zijn er wel, maar die liggen onder bij de portier. Daar hebben ze er wel een. Ik wil maar zeggen: de discrepantie is groot. Brand is een geweldig item. Brandveiligheid is helemaal geregeld door de overheid, hartveiligheid nog niet.

Dan heb ik één laatste vraag voor u. Als u in één zin iemand zou moeten overtuigen om te leren reanimeren. Welke zou dat zijn?
Dan zou ik zeggen: het zal je maar overkomen dat iemand een circulatiestilstand krijgt in je omgeving, en je weet helemaal niet wat je moet doen.

Dank u wel, ook namens de lezers, voor dit interessante gesprek!